premise_en
stringlengths
7
402
premise_nl
stringlengths
8
417
hypothesis_en
stringlengths
0
295
hypothesis_nl
stringlengths
1
308
label
int32
0
2
explanation_1_en
stringlengths
0
917
explanation_1_nl
stringlengths
3
766
explanation_2_en
stringclasses
1 value
explanation_2_nl
stringclasses
1 value
explanation_3_en
stringclasses
1 value
explanation_3_nl
stringclasses
1 value
da_premise
stringlengths
3
6
mqm_premise
stringlengths
3
7
da_hypothesis
stringlengths
3
6
mqm_hypothesis
stringlengths
3
6
da_explanation_1
stringlengths
3
6
mqm_explanation_1
stringlengths
3
7
da_explanation_2
stringclasses
1 value
mqm_explanation_2
stringclasses
1 value
da_explanation_3
stringclasses
1 value
mqm_explanation_3
stringclasses
1 value
A young fair-skinned boy rides a play horse at a playground.
Een jonge jongen met een mooie huid rijdt op een speelpaard in een speeltuin.
There is a child on a park plaything.
Er is een kind op een park speeltje.
0
A boy is also referred to as a child, not an adult. A play horse is a plaything and a playground is often also called a park.
Een jongen wordt ook wel een kind genoemd, geen volwassene. Een speelpaard is een speelbal en een speeltuin wordt vaak ook wel een park genoemd.
0.6357
0.1187
0.0
0.0934
0.3553
0.0963
A young fair-skinned boy rides a play horse at a playground.
Een jonge jongen met een mooie huid rijdt op een speelpaard in een speeltuin.
A grown man rides a horse down a beach.
Een volwassen man rijdt een paard over een strand.
2
We know nothing about the grown man who rides a horse down the beach. We only know about a boy.
We weten niets over de volwassen man die op een paard over het strand rijdt.
0.6357
0.1187
0.6672
0.1106
0.453
0.1186
A young fair-skinned boy rides a play horse at a playground.
Een jonge jongen met een mooie huid rijdt op een speelpaard in een speeltuin.
A boy rides a play horse.
Een jongen rijdt op een speelpaard.
0
Young pertains to a boy or girl rather than old, as a man or a woman.
Jong heeft betrekking op een jongen of meisje in plaats van oud, als man of vrouw.
0.6365
0.1188
0.8781
0.1185
0.2218
0.0911
A young fair-skinned boy rides a play horse at a playground.
Een jonge jongen met een mooie huid rijdt op een speelpaard in een speeltuin.
The child is an expert at horse.
Het kind is een expert in paardrijden.
1
Riding a play horse does not imply he is an expert.
Een spelpaard rijden betekent niet dat hij een expert is.
0.6365
0.1188
0.9787
0.1245
0.3936
0.0866
A young fair-skinned boy rides a play horse at a playground.
Een jonge jongen met een mooie huid rijdt op een speelpaard in een speeltuin.
There is a young boy riding a blue and white play horse at a playground.
Er is een jonge jongen die op een blauw-wit paardje rijdt bij een speeltuin.
1
Not all play horses are blue and white.
Niet alle paarden zijn blauw en wit.
0.6365
0.1188
0.4355
0.1195
0.8434
0.1146
A young fair-skinned boy rides a play horse at a playground.
Een jonge jongen met een mooie huid rijdt op een speelpaard in een speeltuin.
There is a young girl riding a horse at a farm.
Er rijdt een jong meisje op een paard op een boerderij.
2
We know nothing about a young girl riding a horse at a farm.
We weten niets over een jong meisje dat paardrijdt op een boerderij.
0.6365
0.1188
0.8699
0.118
0.5259
0.1162
A man is tying his shoe lace.
Een man knoopt zijn veter vast.
A man is not wearing any footwear.
Een man draagt geen schoenen.
2
THe man is tying his shoes so i dont think hes not wearing any footwear.
De man is zijn schoenen aan het knopen, dus ik denk niet dat hij geen schoenen draagt.
0.0003
0.102
0.5241
0.1238
0.0737
0.1062
A man is tying his shoe lace.
Een man knoopt zijn veter vast.
A man is learning to tie his shoes.
Een man leert om zijn schoenen te strikken.
1
Tying his shoe does not imply he is still learning.
Zijn schoen vastbinden betekent niet dat hij nog aan het leren is.
0.0003
0.102
0.2874
0.0994
0.178
0.1068
A man is tying his shoe lace.
Een man knoopt zijn veter vast.
A man is lacing up his shoes.
Een man trekt zijn schoenen in.
0
Tying a shoe lace is performed by lacing up the shoes.
Koppelen van een schoen kant wordt uitgevoerd door het trekken van de schoenen.
0.0003
0.102
0.0001
0.1096
0.0287
0.0772
Two swimmers are fighting for a ball on a water sport.
Twee zwemmers vechten voor een bal op een watersport.
Two people fighting.
Twee mensen vechten.
0
Swimmers are people.
Zwemmers zijn mensen.
0.2039
0.1119
0.65
0.1224
0.7179
0.1342
Two swimmers are fighting for a ball on a water sport.
Twee zwemmers vechten voor een bal op een watersport.
Two people practicing darts.
Twee mensen die darten.
2
We don't think they are playing practicing darts when playing water sports.
We denken niet dat ze aan het oefenen zijn met darten bij watersporten.
0.2048
0.1119
0.0
0.109
0.3633
0.1091
Two swimmers are fighting for a ball on a water sport.
Twee zwemmers vechten voor een bal op een watersport.
Two people playing for a competition.
Twee mensen spelen voor een wedstrijd.
1
Fighting for a ball does not imply they are playing for a competition.
Vechten voor een bal betekent niet dat ze spelen voor een wedstrijd.
0.2049
0.1118
0.5718
0.1194
0.1478
0.1168
A swimmer in his suit stretches before a swim competition while holding his goggles.
Een zwemmer in zijn pak strekt zich uit voor een zwemwedstrijd terwijl hij zijn bril vasthoudt.
A swimmer in the middle of a swimming race.
Een zwemmer midden in een zwemrace.
2
You can't stretch and be in the middle of a race.
Je kunt niet uitrekken en midden in een race zitten.
0.0062
0.097
0.3971
0.1347
0.2464
0.0928
A swimmer in his suit stretches before a swim competition while holding his goggles.
Een zwemmer in zijn pak strekt zich uit voor een zwemwedstrijd terwijl hij zijn bril vasthoudt.
A woman preparing for a swim competition.
Een vrouw bereidt zich voor op een zwemwedstrijd.
2
His is not a woman.
Hij is geen vrouw.
0.0062
0.097
0.6884
0.1312
0.7267
0.082
A swimmer in his suit stretches before a swim competition while holding his goggles.
Een zwemmer in zijn pak strekt zich uit voor een zwemwedstrijd terwijl hij zijn bril vasthoudt.
A swimmer preparing for a swim competition.
Een zwemmer bereidt zich voor op een zwemwedstrijd.
0
Doing stretches is one way in preparing for a swimming competition.
Doen stretches is een manier om je voor te bereiden op een zwemwedstrijd.
0.0062
0.097
0.5295
0.1293
0.4813
0.0993
A shirtless man in blue swimsuit bottoms holding swim goggles.
Een man zonder shirt in blauwe zwembroeken met zwembril.
A cat is eating food.
Een kat eet eten.
2
There is either a man or a cat. The individual is either holding swim goggles or eating food.
Er is ofwel een man of een kat. Het individu houdt ofwel zwembril of eten.
0.0399
0.1031
0.9264
0.1198
0.0
0.085
A shirtless man in blue swimsuit bottoms holding swim goggles.
Een man zonder shirt in blauwe zwembroeken met zwembril.
A shirtless man is holding swim goggles.
Een man zonder shirt houdt zwembril vast.
0
If wearing swimsuit bottoms, it is more likely that a person might be possibly holding swimgoggles, too.
Als je zwembroekbroeken draagt, is het waarschijnlijker dat een persoon ook zwemgoogles vasthoudt.
0.0394
0.1032
0.275
0.1096
0.0
0.0653
A shirtless man in blue swimsuit bottoms holding swim goggles.
Een man zonder shirt in blauwe zwembroeken met zwembril.
A shirtless man is about to go swimming.
Een man zonder shirt gaat zwemmen.
1
Just because he is in a swimsuit and holding goggles, it does not imply he is about to go swimming.
Gewoon omdat hij in een badpak zit en een bril vasthoudt, betekent dat niet dat hij gaat zwemmen.
0.0394
0.1032
0.3558
0.12
0.4477
0.14
A male swimmer in a blue bikini holding goggles.
Een mannelijke zwemmer in een blauwe bikini bril.
A male is holding goggles.
Een man houdt een bril vast.
0
If wearing a blue bikini, it is more likely that a person might be swimming and possibly holding goggles, too.
Als het dragen van een blauwe bikini, is het waarschijnlijker dat een persoon zwemt en misschien houdt bril, ook.
0.4451
0.1154
0.5883
0.119
0.0
0.0812
A male swimmer in a blue bikini holding goggles.
Een mannelijke zwemmer in een blauwe bikini bril.
A male is about to go swimming.
Een mannetje gaat zwemmen.
1
Just because he is in a swimsuit and holding goggles, it does not imply he is about to go swimming.
Gewoon omdat hij in een badpak zit en een bril vasthoudt, betekent dat niet dat hij gaat zwemmen.
0.4451
0.1154
0.4723
0.1202
0.4477
0.14
A male swimmer in a blue bikini holding goggles.
Een mannelijke zwemmer in een blauwe bikini bril.
A man is sleeping.
Een man slaapt.
2
The man can't be holding goggles and sleeping at the same time.
De man kan geen bril vasthouden en tegelijkertijd slapen.
0.4451
0.1154
0.6987
0.1271
0.1186
0.1164
A man in blue Speedos is holding black goggles.
Een man in blauw Speedos houdt zwarte bril vast.
The man in blue speedos has a fit body.
De man in Blue Speedos heeft een fit lichaam.
1
A man is not assumed to have a fit body.
Een man wordt niet verondersteld een geschikt lichaam te hebben.
0.1069
0.1029
0.2472
0.0941
0.4963
0.1278
A man in blue Speedos is holding black goggles.
Een man in blauw Speedos houdt zwarte bril vast.
The man in blue speedos is at a skating rink.
De man in Blue Speedos staat op een schaatsbaan.
2
A man does not need black goggles at a skating rink.
Een man heeft geen zwarte bril nodig op een schaatsbaan.
0.1061
0.1029
0.0001
0.1028
0.5819
0.1402
A man in blue Speedos is holding black goggles.
Een man in blauw Speedos houdt zwarte bril vast.
Black goggles are being held.
Zwarte bril wordt vastgehouden.
0
Someone who is holding goggles has the goggles held.
Iemand die een bril vasthoudt heeft de bril vast.
0.1061
0.1029
0.1995
0.115
0.0
0.0932
People are seen in the distance in front of a large colorful monument.
Mensen worden gezien in de verte voor een groot kleurrijk monument.
people are by the monument
mensen zijn bij het monument
0
If people are in front of a monument, that can be construed as also being by a monument.
Als mensen voor een monument staan, kan dat worden opgevat als ook door een monument.
0.3452
0.1113
0.0136
0.1128
0.2768
0.1005
People are seen in the distance in front of a large colorful monument.
Mensen worden gezien in de verte voor een groot kleurrijk monument.
people are taking pictures
Mensen maken foto's
1
Although they are in front of a monument, it does not imply they are taking pictures.
Hoewel ze voor een monument staan, betekent het niet dat ze foto's nemen.
0.3455
0.1113
0.0
0.1047
0.4573
0.1358
People are seen in the distance in front of a large colorful monument.
Mensen worden gezien in de verte voor een groot kleurrijk monument.
the people are in a conference call
de mensen zijn in een conferentie call
2
The people can't be in front of a large colorful monument and in a conference call at the same time.
De mensen kunnen niet voor een groot kleurrijk monument en in een conferentie call op hetzelfde moment.
0.3454
0.1114
0.0
0.1099
0.0
0.0876
A guy wearing a dark blue shirt is playing pool.
Een man met een donkerblauw shirt speelt pool.
A guy is playing pool.
Er is een man aan het poolen.
0
" A guy is playing pool " is said twice.
"Een man speelt pool" wordt twee keer gezegd.
0.8008
0.1387
0.0741
0.1199
0.3159
0.1039
A guy wearing a dark blue shirt is playing pool.
Een man met een donkerblauw shirt speelt pool.
He is practicing for a tournament.
Hij oefent voor een toernooi.
1
Playing pool does not imply he is practicing for a tournament.
Het spelen van pool betekent niet dat hij oefent voor een toernooi.
0.8005
0.1386
0.7441
0.1251
0.5056
0.1101
A guy wearing a dark blue shirt is playing pool.
Een man met een donkerblauw shirt speelt pool.
A guy is bowling.
Een man bowlt.
2
The man can't be playing pool and bowling at the same time.
De man kan niet tegelijk poolen en bowlen.
0.8006
0.1386
0.6278
0.1293
0.6019
0.1208
A woman in an orange top is standing next to a large rainbow colored work of art.
Een vrouw in een oranje topje staat naast een grote regenboog gekleurd kunstwerk.
A boy is jumping rope.
Een jongen springt touw.
2
There can either be a woman or a boy. The individual can't be standing next to art and jumping robe simultaneously.
Er kan een vrouw of een jongen zijn.
0.7026
0.118
0.001
0.1057
0.0002
0.1018
A woman in an orange top is standing next to a large rainbow colored work of art.
Een vrouw in een oranje topje staat naast een grote regenboog gekleurd kunstwerk.
A woman has just completed a work of art and is standing next to it.
Een vrouw heeft net een kunstwerk voltooid en staat ernaast.
1
Standing next to a work of art does not imply she completed it.
Naast een kunstwerk staan betekent niet dat ze het voltooid heeft.
0.7026
0.118
0.6731
0.1187
0.0201
0.1117
A woman in an orange top is standing next to a large rainbow colored work of art.
Een vrouw in een oranje topje staat naast een grote regenboog gekleurd kunstwerk.
A woman is standing next to a work of art.
Een vrouw staat naast een kunstwerk.
0
" A woman is standing next to a work of art " is said twice.
"Een vrouw staat naast een kunstwerk" wordt twee keer gezegd.
0.7023
0.118
0.7364
0.1307
0.4632
0.1149
Two small children playing football in yellow and black and yellow and blue uniforms.
Twee kleine kinderen spelen voetbal in geel en zwart en geel en blauwe uniformen.
two small children are playing football for their school team
twee kleine kinderen spelen voetbal voor hun schoolteam
1
Just because they are wearing uniforms doesn't mean they're playing for a school team
Dat ze uniformen dragen betekent niet dat ze voor een schoolteam spelen.
0.7554
0.1028
0.9399
0.1592
0.7181
0.1454
Two small children playing football in yellow and black and yellow and blue uniforms.
Twee kleine kinderen spelen voetbal in geel en zwart en geel en blauwe uniformen.
there are two children playing football.
Er zijn twee kinderen die voetballen.
0
Two small children playing football entails two children playing football.
Twee kleine kinderen die voetballen, hebben twee kinderen die voetballen.
0.7553
0.1028
0.7567
0.1327
0.0
0.0847
Two small children playing football in yellow and black and yellow and blue uniforms.
Twee kleine kinderen spelen voetbal in geel en zwart en geel en blauwe uniformen.
two small children are playing football in their white and gold uniforms
twee kleine kinderen spelen voetbal in hun witte en gouden uniformen
2
Black and yellow is different from white and gold.
Zwart en geel is anders dan wit en goud.
0.7553
0.1028
0.9049
0.1537
0.7234
0.1201
A man walking up some steep steps carrying a bag.
Een man loopt steile treden op met een tas.
A man is walking up the steps.
Een man loopt de trap op.
0
Walking up steep steps is still walking up steps.
De steile treden lopen nog steeds op treden.
0.0
0.1089
0.6516
0.1261
0.0
0.0721
A man walking up some steep steps carrying a bag.
Een man loopt steile treden op met een tas.
A man is walking up the steps to his home.
Een man loopt de trap op naar zijn huis.
1
The steps do not imply home.
De stappen impliceren niet thuis.
0.0
0.1088
0.636
0.1359
0.0
0.0863
A man walking up some steep steps carrying a bag.
Een man loopt steile treden op met een tas.
A woman is walking down the steps.
Een vrouw loopt van de trap af.
2
There is either a man or a woman. The individual can't be walking up and walking down the stairs at the same time.
Er is een man of een vrouw, het individu kan niet tegelijk de trap af lopen.
0.0
0.1089
0.4939
0.1257
0.0025
0.1052
A young child is carrying a paddle.
Een jong kind draagt een peddel.
A child holding a paddle.
Een kind met een peddel.
0
A child is carrying the paddle he is holding.
Een kind draagt de peddel die hij vasthoudt.
0.6085
0.1208
0.0003
0.1079
0.4838
0.0997
A young child is carrying a paddle.
Een jong kind draagt een peddel.
A child stealing a paddle.
Een kind dat een paddel steelt.
1
Carrying doesn't imply stealing.
Het dragen betekent niet stelen.
0.6081
0.1208
0.0162
0.1004
0.0935
0.1119
A young child is carrying a paddle.
Een jong kind draagt een peddel.
A man launching a boat.
Een man die een boot lanceert.
2
The subject is either a man or young child.
Het onderwerp is een man of een jong kind.
0.6081
0.1208
0.3546
0.1131
0.6946
0.1129
Man with camera and bag walking up stairs
Man met camera en tas die de trap op loopt
A young man walking up the stairs to take a picture.
Een jongeman loopt de trap op om een foto te maken.
1
Not all men are young.
Niet alle mannen zijn jong.
0.0
0.0873
0.6086
0.12
0.7789
0.1067
Man with camera and bag walking up stairs
Man met camera en tas die de trap op loopt
A person walking up stairs.
Een persoon die de trap op loopt.
0
A man is a person.
Een man is een mens.
0.0
0.0873
0.0
0.1163
0.9353
0.1326
Man with camera and bag walking up stairs
Man met camera en tas die de trap op loopt
A man sitting on the stairs.
Een man op de trap.
2
The man can't be walking and sitting at the same time.
De man kan niet tegelijkertijd lopen en zitten.
0.0
0.0873
0.2321
0.1166
0.7721
0.1368
A man climbs up a large flight of stone steps.
Een man klimt op een grote trap van steen.
A man climbs stone steps of an ancient temple.
Een man beklom stenen treden van een oude tempel.
1
Just because the steps are stone, doesn't mean they are at an ancient temple.
Alleen omdat de treden steen zijn, betekent niet dat ze in een oude tempel zijn.
0.6818
0.1165
0.4862
0.1154
0.6113
0.1267
A man climbs up a large flight of stone steps.
Een man klimt op een grote trap van steen.
A man climbs stone steps.
Een man klimt op stenen treden.
0
A large flight of stone steps are still stone steps.
Een grote trap van stenen treden zijn nog steeds stenen treden.
0.6818
0.1165
0.744
0.1108
0.0252
0.0927
A man climbs up a large flight of stone steps.
Een man klimt op een grote trap van steen.
A man falls to his death down stone steps.
Een man valt tot zijn dood van stenen treden.
2
The man can't be climbing up and falling to his death at the same time.
De man kan niet tegelijkertijd naar boven klimmen en vallen.
0.6818
0.1166
0.0
0.0732
0.2685
0.1104
A young child in a red shirt is holding a wooden paddle behind a net.
Een jong kind in een rood shirt houdt een houten peddel achter een net.
The young child is wearing a red shirt and playing a game.
Het jonge kind draagt een rood shirt en speelt een spel.
0
" In a red shirt " is a rephrasing of " wearing a red shirt ", usually when someone is holding a wooden paddle behind a net they are playing a game.
"In een rood shirt is een herhaling van een rood shirt, meestal als iemand een houten peddel achter een net vasthoudt, spelen ze een spel.
0.1136
0.1141
0.6664
0.1293
0.0
0.062
A young child in a red shirt is holding a wooden paddle behind a net.
Een jong kind in een rood shirt houdt een houten peddel achter een net.
The young child is about to be confirmed at this church.
Het jonge kind staat op het punt bevestigd te worden in deze kerk.
2
The child can't be holding a wooden paddle behind a net and about to be confirmed at church at the same time.
Het kind kan niet een houten peddel achter een net vasthouden en op hetzelfde moment in de kerk worden bevestigd.
0.1136
0.1141
0.5558
0.1227
0.0
0.0868
A young child in a red shirt is holding a wooden paddle behind a net.
Een jong kind in een rood shirt houdt een houten peddel achter een net.
The kids are playing a game and one with a red shirt is the goalie.
De kinderen spelen een spel en één met een rood shirt is de keeper.
1
Kids implies plural while young child implies singular.
Kinderen impliceert meervoud terwijl jong kind enkelvoud impliceert.
0.1136
0.1141
0.4968
0.1256
0.0129
0.0906
A young boy is standing on a sports field holding a piece of sports equipment.
Een jonge jongen staat op een sportveld met een stuk sportspullen.
a person is using a piece of equipment.
een persoon gebruikt een apparaat.
0
A young boy is a person. Holding a piece of equipment implies that the person is using the equipment.
Een jonge jongen is een persoon. Het vasthouden van een apparaat impliceert dat de persoon de apparatuur gebruikt.
0.5898
0.115
0.7768
0.1385
0.5565
0.1271
A young boy is standing on a sports field holding a piece of sports equipment.
Een jonge jongen staat op een sportveld met een stuk sportspullen.
a boy is sitting in a coffee shop.
Een jongen zit in een koffieshop.
2
The boy can't be standing and sitting at the same time. The boy can't be on a sports field and in a coffee shop at the same time.
De jongen kan niet op een sportveld staan en tegelijkertijd in een koffiehuis zitten.
0.5881
0.115
0.5978
0.1411
0.3584
0.1224
A young boy is standing on a sports field holding a piece of sports equipment.
Een jonge jongen staat op een sportveld met een stuk sportspullen.
a boy is playing sports.
Een jongen speelt sport.
1
Standing does not imply playing sports.
Staan betekent niet sporten.
0.5895
0.115
0.788
0.1396
0.722
0.1295
A little boy is standing in a cricket cage holding a cricket bat.
Een jongetje staat in een cricketkooi met een cricketknuppel.
Adults are playing soccer.
Volwassenen spelen voetbal.
2
A little boy is not an adult.
Een kleine jongen is geen volwassene.
0.269
0.1312
0.6639
0.145
0.9589
0.1345
A little boy is standing in a cricket cage holding a cricket bat.
Een jongetje staat in een cricketkooi met een cricketknuppel.
The child is preparing to play.
Het kind bereidt zich voor om te spelen.
1
Holding a cricket bat does not necessarily mean preparing to play.
Het vasthouden van een cricket bat betekent niet noodzakelijkerwijs voorbereiding om te spelen.
0.269
0.1312
0.7043
0.1393
0.1207
0.1178
A little boy is standing in a cricket cage holding a cricket bat.
Een jongetje staat in een cricketkooi met een cricketknuppel.
A child is in the cricket cage.
Een kind zit in de cricketkooi.
0
A little boy is a child.
Een kleine jongen is een kind.
0.269
0.1312
0.3349
0.123
0.9579
0.1358
A kid playing a Cricket game, possibly at preschool or at the park
Een kind speelt een Cricket spel, mogelijk op de kleuterschool of in het park
The kid is playing basketball.
Hij speelt basketbal.
2
Basketball and Cricket are two separate games.
Basketbal en Cricket zijn twee aparte wedstrijden.
0.3116
0.1338
0.799
0.1335
0.9307
0.1392
A kid playing a Cricket game, possibly at preschool or at the park
Een kind speelt een Cricket spel, mogelijk op de kleuterschool of in het park
The kid playing Cricket is asian.
De jongen die Cricket speelt is Aziatisch.
1
Not every kid is Asian.
Niet elk kind is Aziatisch.
0.3116
0.1338
0.8302
0.1307
0.5128
0.1373
A kid playing a Cricket game, possibly at preschool or at the park
Een kind speelt een Cricket spel, mogelijk op de kleuterschool of in het park
The kid is playing Cricket.
De jongen speelt Cricket.
0
" Kid playing " is a rephrasing of " Kid is playing "
"Kid playing " is een herhaling van "Kid is playing "
0.3116
0.1338
0.9467
0.1467
0.1606
0.113
The baby in the crib is crying.
De baby in de wieg huilt.
The baby is hungry.
De baby heeft honger.
1
Babies cry for many reasons, not just because they are hungry
Baby's huilen om vele redenen, niet alleen omdat ze honger hebben
0.0
0.1302
0.9918
0.146
0.9568
0.1457
The baby in the crib is crying.
De baby in de wieg huilt.
The baby smiling and laughing.
De baby glimlacht en lacht.
2
Crying and smiling and laughing are not possible at the same time.
Huilen en lachen en lachen zijn niet tegelijkertijd mogelijk.
0.0
0.1302
0.7371
0.1266
0.0931
0.0933
The baby in the crib is crying.
De baby in de wieg huilt.
The baby crying in the crib.
De baby die huilt in de wieg.
0
A baby who is crying can also be described as a baby crying.
Een baby die huilt kan ook omschreven worden als een baby die huilt.
0.0
0.1302
0.0
0.1066
0.6592
0.0994
Two guys riding skateboards with one of them performing a jump trick.
Twee kerels die op skateboards rijden met één van hen die een springtruc uitvoeren.
Two guys hanging in their room.
Twee kerels in hun kamer.
2
The guys would not be riding skateboards if they are hanging in their room.
De jongens zouden niet op skateboards rijden als ze in hun kamer hangen.
0.1283
0.0855
0.2427
0.0991
0.367
0.1103
Two guys riding skateboards with one of them performing a jump trick.
Twee kerels die op skateboards rijden met één van hen die een springtruc uitvoeren.
Two guys at the skate park.
Twee mannen in het skatepark.
1
Riding skateboards does not imply at a skate park.
Rijden skateboards impliceert niet in een skate park.
0.1288
0.0855
0.6437
0.1156
0.0118
0.0952
Two guys riding skateboards with one of them performing a jump trick.
Twee kerels die op skateboards rijden met één van hen die een springtruc uitvoeren.
Two guys riding their skateboards outside.
Twee kerels die hun skateboards buiten berijden
0
Jump tricks on skateboards are done outside.
Springtrucs op skateboards worden buiten gedaan.
0.1287
0.0855
0.3642
0.1103
0.4854
0.1012
A teenage boy doing a skateboard trick while another boy rides on a skateboard in the background.
Een tiener doet een skateboardtruc terwijl een andere jongen op een skateboard op de achtergrond rijdt.
on of the boys is performing an ollie
De jongens doen een ollie.
1
Skateboard trick does not imply an ollie.
Skateboard truc impliceert geen ollie.
0.4939
0.0969
0.0
0.0723
0.0003
0.0828
A teenage boy doing a skateboard trick while another boy rides on a skateboard in the background.
Een tiener doet een skateboardtruc terwijl een andere jongen op een skateboard op de achtergrond rijdt.
some boys are riding skateboards
sommige jongens rijden op skateboards
0
Doing a skateboard trick implies they are riding skateboards.
Het doen van een skateboard truc impliceert dat ze rijden skateboards.
0.4939
0.0969
0.8613
0.1404
0.3042
0.0813
A teenage boy doing a skateboard trick while another boy rides on a skateboard in the background.
Een tiener doet een skateboardtruc terwijl een andere jongen op een skateboard op de achtergrond rijdt.
the boy is doing tricks on his bmx bike
de jongen doet trucs op zijn bmx fiets
2
The boy cannot perform a skateboard trick using a bmx bike.
De jongen kan geen skateboard truc doen met een bmx fiets.
0.4935
0.0969
0.6473
0.1052
0.4876
0.092
A skateboarder jumping in the street.
Een skateboarder die op straat springt.
A skateboarded ollied in the street.
Een skateboard op straat.
0
Ollied is the same as jumping.
Ollied is hetzelfde als springen.
0.4005
0.1076
0.0001
0.0897
0.0005
0.092
A skateboarder jumping in the street.
Een skateboarder die op straat springt.
A skateboarder is doing tricks on a quiet street.
Een skateboarder doet trucjes in een rustige straat
1
Jumping does not necessarily imply doing tricks.
Springen betekent niet noodzakelijk trucs doen.
0.3982
0.1076
0.6166
0.1054
0.3276
0.0913
A skateboarder jumping in the street.
Een skateboarder die op straat springt.
A person is jumped his snowboard.
Iemand is over zijn snowboard gesprongen.
2
A skateboarder does not usually use a snowboard to jump. Snowboards are used to go down a hill not in the street.
Een skateboarder gebruikt meestal geen snowboard om te springen. Snowboards worden gebruikt om een heuvel af te dalen niet in de straat.
0.3982
0.1076
0.0399
0.108
0.2016
0.1076
A man flips his skateboard on a flat expanse of concrete.
Een man gooit zijn skateboard op een vlakke uitgestrektheid van beton.
The man is walking.
De man loopt.
2
The man would not be walking while he flips his skateboard simultaneously.
De man zou niet lopen terwijl hij tegelijkertijd zijn skateboard omdraait
0.3531
0.1115
0.386
0.1291
0.5698
0.1124
A man flips his skateboard on a flat expanse of concrete.
Een man gooit zijn skateboard op een vlakke uitgestrektheid van beton.
A skateboarder doing tricks.
Een skateboarder doet trucjes.
0
When one flips his skateboard he is a skateboarder doing tricks.
Als je zijn skateboard omdraait is hij een skateboarder die trucjes doet.
0.3531
0.1115
0.4328
0.0918
0.3608
0.0883
A man flips his skateboard on a flat expanse of concrete.
Een man gooit zijn skateboard op een vlakke uitgestrektheid van beton.
A man rides a skateboard.
Een man rijdt een skateboard.
1
Flipping skateboard can happen without rides.
Flipping skateboard kan gebeuren zonder ritjes.
0.3531
0.1114
0.8743
0.1286
0.026
0.0828
A boy does a trick on a skateboard.
Een jongen doet een truc op een skateboard.
The boy is outdoors.
De jongen is buiten.
0
In order to do a trick on a skateboard one must be outdoors.
Om een truc op een skateboard te doen moet men buiten zijn.
0.79
0.1101
0.8738
0.1241
0.3098
0.1001
A boy does a trick on a skateboard.
Een jongen doet een truc op een skateboard.
The skateboard is red.
Het skateboard is rood.
1
Not all skateboards are red.
Niet alle skateboards zijn rood.
0.7906
0.1102
0.9156
0.1244
0.855
0.1229
A boy does a trick on a skateboard.
Een jongen doet een truc op een skateboard.
The boy does a trick on the ocean.
De jongen doet een truc op de oceaan.
2
The boy is either doing a trick on a skateboard or on the ocean, but cannot be both places simultaneously. A skateboard would sink in the ocean.
De jongen doet ofwel een truc op een skateboard of op de oceaan, maar kan niet beide plaatsen tegelijk zijn. Een skateboard zou zinken in de oceaan
0.7908
0.1102
0.5896
0.1159
0.2732
0.0911
A band is performing on stage at a place of business.
Een band treedt op op het podium op een plaats van zaken.
The band is performing on the grass outside.
De band treedt buiten op op het gras.
2
If the band is on stage at a place of business, it is not possible for them to be on the grass outside at the same moment.
Als de band op het podium staat op een bedrijfslocatie, is het voor hen niet mogelijk om op hetzelfde moment op het gras te staan.
0.5421
0.114
0.3163
0.1361
0.4809
0.1197
A band is performing on stage at a place of business.
Een band treedt op op het podium op een plaats van zaken.
The band members are performers.
De bandleden zijn performers.
0
Someone performing on stage implies they are performers
Iemand die optreedt op het podium betekent dat ze performers zijn
0.5439
0.114
0.7338
0.126
0.359
0.1316
A band is performing on stage at a place of business.
Een band treedt op op het podium op een plaats van zaken.
The band are good performers.
De band is goede artiesten.
1
Not all bands performing are good performers.
Niet alle bands die optreden zijn goede artiesten.
0.5418
0.1141
0.7533
0.1175
0.292
0.0993
A motorbike rider is barreling across a grass lawn.
Een motorrijder loopt over een grasveld.
The rider is outdoors on a motorbike.
De ruiter is buiten op een motor.
0
One must be outdoors to be near a lawn.
Je moet buiten zijn om bij een gazon te zijn.
0.326
0.1155
0.2116
0.107
0.0843
0.1182
A motorbike rider is barreling across a grass lawn.
Een motorrijder loopt over een grasveld.
The motorbike rider is sitting still on the sidewalk.
De motorrijder zit nog steeds op de stoep.
2
The motorbiker cannot be barreling and sitting still simultaneously. The motorbiker is either on the grass lawn or on the sidewalk, but cannot be in both places at once.
De motorrijder kan niet tegelijkertijd lopen en zitten. De motorrijder is ofwel op het grasveld of op de stoep, maar kan niet op beide plaatsen tegelijk zijn.
0.326
0.1155
0.3667
0.1155
0.2748
0.116
A motorbike rider is barreling across a grass lawn.
Een motorrijder loopt over een grasveld.
The man is speeding quickly to catch someone.
De man rijdt snel om iemand te vangen.
1
Not all motorcycle ridings are trying to catch someone.
Niet alle motorrijders proberen iemand te vangen.
0.326
0.1155
0.4889
0.1173
0.6182
0.0979
Kids play in the snow while parents watch
Kinderen spelen in de sneeuw terwijl ouders kijken
Old men rolling around in the snow.
Oude mannen rollen rond in de sneeuw.
2
Kids are not old men.
Kinderen zijn geen oude mannen.
0.6241
0.1402
0.3329
0.114
0.8719
0.0945
Kids play in the snow while parents watch
Kinderen spelen in de sneeuw terwijl ouders kijken
Humans playing in the snow.
Mensen spelen in de sneeuw.
0
Kids are tiny humans.
Kinderen zijn kleine mensen.
0.6247
0.1402
0.4539
0.1331
0.8585
0.1355
Kids play in the snow while parents watch
Kinderen spelen in de sneeuw terwijl ouders kijken
Parents making their kids play in the snow.
Ouders laten hun kinderen spelen in de sneeuw.
1
The parents are making the kids play.
De ouders laten de kinderen spelen.
0.624
0.1403
0.5835
0.1259
0.6585
0.1348
Three people are standing in the snow preparing an ice fishing boat.
Drie mensen staan in de sneeuw een ijsvisboot te bereiden.
Three friends go ice fishing in January.
Drie vrienden gaan ijsvissen in januari.
1
People can go icefishing in other months besides January.
Mensen kunnen ijsvissen in andere maanden dan januari.
0.3352
0.1025
0.5667
0.1251
0.2151
0.1341
Three people are standing in the snow preparing an ice fishing boat.
Drie mensen staan in de sneeuw een ijsvisboot te bereiden.
People are getting a fishing boat ready for a day of fishing.
Mensen maken een vissersboot klaar voor een dag vissen.
1
Can be more or less people than three people.
Kan meer of minder mensen zijn dan drie mensen.
0.3356
0.1025
0.2583
0.1233
0.4071
0.104
Three people are standing in the snow preparing an ice fishing boat.
Drie mensen staan in de sneeuw een ijsvisboot te bereiden.
Three friends jump off the dock into the water.
Drie vrienden springen het water in.
2
People do not usually jump off the dock into the water if it is the season for ice fishing. The water would be ice if there was snow.
Mensen springen meestal niet van het dok in het water als het is het seizoen voor ijsvissen. Het water zou ijs zijn als er sneeuw.
0.3356
0.1025
0.2307
0.1259
0.2936
0.1103
Three people are standing in the snow preparing an ice fishing boat.
Drie mensen staan in de sneeuw een ijsvisboot te bereiden.
People putting supplies on a boat.
Mensen zetten spullen op een boot.
1
Can be more or less than three people.
Kan meer of minder dan drie mensen zijn.
0.3356
0.1025
0.6662
0.1218
0.4671
0.1086
Three people are standing in the snow preparing an ice fishing boat.
Drie mensen staan in de sneeuw een ijsvisboot te bereiden.
The opening act to a rock concert.
De openingsact voor een rockconcert.
2
People can't be preparing an ice fishing boat and be an opening act to a rock concert at the same time.
Mensen kunnen geen ijsvisboot voorbereiden en tegelijkertijd een openingsact zijn voor een rockconcert.
0.3356
0.1025
0.6822
0.1167
0.1268
0.0844
Three people are standing in the snow preparing an ice fishing boat.
Drie mensen staan in de sneeuw een ijsvisboot te bereiden.
The people are inside a sauna.
De mensen zitten in een sauna.
2
People can't be standing in the snow and be inside a sauna at the same time.
Mensen kunnen niet tegelijkertijd in de sneeuw staan en in een sauna zitten.
0.3356
0.1025
0.9844
0.1379
0.4259
0.13
Three people are standing in the snow preparing an ice fishing boat.
Drie mensen staan in de sneeuw een ijsvisboot te bereiden.
Three people are going ice fishing.
Drie mensen gaan ijsvissen.
0
Preparing an ice fishing boat must happen if people are going ice fishing.
Het voorbereiden van een ijsvisboot moet gebeuren als mensen gaan ijsvissen.
0.3358
0.1025
0.461
0.1291
0.6205
0.115
Three people are standing in the snow preparing an ice fishing boat.
Drie mensen staan in de sneeuw een ijsvisboot te bereiden.
Out in the snow, a small group of fishermen get an ice fishing boat ready for use.
In de sneeuw maken een kleine groep vissers een ijsvisboot klaar voor gebruik.
0
Ready for use is another way to say preparing.
Klaar voor gebruik is een andere manier om te zeggen voorbereiding.
0.3356
0.1025
0.6123
0.1176
0.1358
0.0967
Three people are standing in the snow preparing an ice fishing boat.
Drie mensen staan in de sneeuw een ijsvisboot te bereiden.
The people are holding their fishing poles.
De mensen houden hun hengels vast.
1
Can be more or less than three people.
Kan meer of minder dan drie mensen zijn.
0.3358
0.1025
0.3037
0.1136
0.4675
0.1086
Three people are standing in the snow preparing an ice fishing boat.
Drie mensen staan in de sneeuw een ijsvisboot te bereiden.
A group is outside in the snow.
Een groep is buiten in de sneeuw.
0
One must be outside if one is preparing an ice fishing boat.
Men moet buiten zijn als men een ijsvisboot voorbereidt.
0.3358
0.1025
0.4472
0.1306
0.4563
0.0997
Three people are standing in the snow preparing an ice fishing boat.
Drie mensen staan in de sneeuw een ijsvisboot te bereiden.
A group of people are sun tanning on the beach.
Een groep mensen zonnen op het strand.
2
People can't be standing in the snow and sun tanning on the beach at the same time.
Mensen kunnen niet tegelijkertijd in de sneeuw staan en zonnen op het strand.
0.3357
0.1025
0.6623
0.1519
0.2831
0.1307
Three people are standing in the snow preparing an ice fishing boat.
Drie mensen staan in de sneeuw een ijsvisboot te bereiden.
The people are outside.
De mensen staan buiten.
0
Must be outside in order to be preparing an ice fishing boat.
Moet buiten zijn om een ijsvisboot voor te bereiden.
0.3357
0.1025
0.6227
0.1439
0.0116
0.0953
Three people are standing in the snow preparing an ice fishing boat.
Drie mensen staan in de sneeuw een ijsvisboot te bereiden.
A couple fishermen are fixing an ice fishing boat and getting it ready.
Een paar vissers repareren een ijsvisboot en maken hem klaar.
1
A couple implies two people.
Een paar impliceert twee mensen.
0.3352
0.1025
0.4759
0.1097
0.1174
0.0989